Blaasontsteking en de overgang
Blaasontsteking en de overgang, hoe zit dat? Na de overgang krijgen veel meer vrouwen last van blaasontstekingen en van terugkerende blaasontsteking. Hoe komt dat? Wat is er aan te doen? Welke gynaecologische behandelingen zijn er? Dr. Magda Armeanu, gynaecoloog bij het Andros Blaascentrum, geeft uitleg.
Vrouwen hebben na de overgang meer kans op blaasontsteking door de daling van oestrogeen. Deze verandering in de hormoonspiegel heeft niet alleen invloed op de kwaliteit van de slijmvliezen maar ook op de bacterie samenstelling in de vagina en de blaas. Er ontstaan zo meer risicofactoren voor blaasontstekingen.
Overgang is daling van oestrogeen
De overgang is een periode tussen de 40 en 60 jaar waarin de hormonen in het vrouwenlichaam een nieuw evenwicht zoeken. De eierstokken maken steeds minder oestrogeen en stoppen uiteindelijk helemaal met het maken van oestrogeen. Wel wordt er nog in heel beperkte mate oestrogeen aangemaakt in de vetcellen.
Menopauze: voor de laatste keer ongesteld
Gemiddeld hebben vrouwen hun laatste menstruatie op een leeftijd van circa 51 jaar. Deze laatste menstruatie van de vrouw heet de menopauze. Dit tijdstip is alleen achteraf vast te stellen nadat de vrouw een jaar lang niet heeft gemenstrueerd. De periode na de menopauze heet postmenopauzaal.
Oestrogeen en vagina, plasbuis en blaas
Oestrogeen heeft niet alleen invloed op het slijmvlies van de vagina, maar ook op het slijmvlies in de plasbuis en het blaasslijmvlies. Het blaasslijmvlies is de binnenste laag van de blaas.
Het is aangetoond dat door het lagere oestrogeen de zuurtegraad van de vagina veranderd. Door de verandering van zuurtegraad verandert ook de vaginale microflora (microbioom). Lactobacillen zijn van nature voorkomende melkzuurbacteriën die een beschermende werking hebben. De lactobacillen dalen in de vagina en de verwekkers van de urineweginfectie zoals E. Coli en Enterococcen nemen toe.
Daarnaast komen bacteriën makkelijker via de plasbuis naar binnen als de kwaliteit van het slijmvlies in de plasbuis afneemt.
Terugkerende blaasontstekingen bij 20% van 65+ vrouwen
Door het lage oestrogeen niveau zien we een sterke toename van vrouwen boven de 65 jaar met terugkerende blaasontstekingen:
- 20% van de vrouwen boven 65 jaar
- zelfs tot 50% van de vrouwen boven de 80 jaar
Terugkerende blaasontstekingen na de overgang heeft de medische naam: postmenopauzale recidiverende urineweginfecties. Vrouwen noemen terugkerende blaasontstekingen zelf vaak chronische blaasontstekingen.
Verzakking door daling oestrogeen
Door de daling van het oestrogeen, zien wij 75% afname in het collageen waardoor de bekkenbodem verzwakt. Daardoor kunnen verzakkingen ontstaan of verergeren. Bij een verzakking zit de blaas, voorwand van de vagina, baarmoeder of darm niet meer op de goede plek. Een verzakking van de blaas kan terugkerende blaasontstekingen veroorzaken doordat de blaas niet meer goed leeg geplast kan worden. Dit niet leeg kunnen plassen van de blaas heet retentie.
De blaas na de overgang
De oestrogeen daling veroorzaakt veel veranderingen voor de blaas:
- dunner slijmvlies in de plasbuis
- verkorting van de plasbuis
- verminderde antibacteriële bescherming laag van de blaaswand
- makkelijker opstijgende darmbacteriën die blaasontsteking veroorzaken
- veranderde blaassamentrekkingen
Door deze veranderingen kunnen meer blaasontstekingen ontstaan na de overgang.
Blaasontsteking hoort bij genito-urinaire syndroom van menopauze
De postmenopauzale urogenitale klachten zijn klachten zoals vaginale droogheid, pijn bij vrijen, vaginale pijn, vaginale infecties, blaasontstekingen en postmenopauzaal optredende incontinentie klachten. Deze klachten worden gezamenlijk GSM klachten genoemd: genito-urinaire syndroom van de menopauze.
Zo’n 80% van de vrouwen kunnen postmenopauzaal last krijgen van een of meerdere van deze klachten. Blaasontstekingen horen daar dus ook bij. Soms kunnen vrouwen na meerdere blaasontstekingen het blaaspijnsyndroom krijgen. De blaas voelt dan continu ontstoken aan terwijl er geen bacteriën meer in de urine te vinden zijn.
Blaasontsteking en de gynaecoloog
De gynaecoloog gaat uitgebreid met de vrouw in overleg over haar gynaecologische en niet gynaecologische voorgeschiedenis: ziekten, operaties en medicijngebruik, verloop van bevallingen, optreden van klachten zoals premenstrueel syndroom, postpartum depressies, recente deelname aan bevolkingsonderzoek uitstrijkje en mammografie, specifieke overgangsklachten, psychische klachten, vaginale klachten, blaasklachten en seksuele problemen.
Dit uitgebreide gesprek is een belangrijk onderdeel om vast te kunnen stellen wat er precies aan de hand kan zijn. Gevalideerde vragenlijsten helpen daarbij. Die worden later ook weer gebruikt om het resultaat van de behandeling concreet in scores uit te kunnen drukken.
Gynaecologisch onderzoek
Een gynaecologisch onderzoek is nodig om bijvoorbeeld een mogelijke (lichte) verzakking op te sporen, de spanning van de bekkenbodemspieren te voelen en de slijmvliezen van de vagina en de schaamlippen te beoordelen.
Vaginale echo
Een vaginale gynaecologische echo wordt verricht om de eierstokken en de dikte van het baarmoederslijmvlies te onderzoeken.
Blaasontstekingen behandelen met hormonen en niet hormonale middelen
Een zorgvuldige en individuele afweging is nodig bij de behandeling door de gynaecoloog. Afhankelijk van de klachten, de risicofactoren en de contra-indicaties zal de gynaecoloog een behandeling voorstellen.
Lokaal hormonen: vaginale oestrogeentherapie
De meeste postmenopauzale vrouwen met terugkerende blaasontstekingen worden behandeld met lokale oestrogeen. Bij lokale hormoontherapie worden oestrogenen in de vagina ingebracht. Estriol en estradiol zijn twee soorten van het vrouwelijke hormoon oestrogeen. De hormonen hebben lokaal een heel gunstig effect op de vagina, de blaas en de bekkenbodem.
Deze vaginale oestrogeen behandeling heeft een gunstig effect op de doorbloeding van de bekkenbodemspieren en de slijmvliezen, de zenuwen en de pijnprikkels van de vagina en de blaas. Oestrogeen kan zo helpen om blaasontstekingen te voorkomen.
De vaginale oestrogeentherapie heeft geen neveneffecten en kan jarenlang zonder problemen gebruikt worden. Er bestaan vaginale oestriol ovules (een soort zetpil), crèmes en vaginale oestradiol tabletten.
Niet hormonale vagina bevochtigers
Daarnaast worden soms niet hormonale vagina bevochtigers op basis van hyaluronzuur of glijmiddelen geadviseerd. De gynaecoloog zal samen met de vrouw bespreken welke preparaten mogelijk zijn en het beste passen bij de klachten.
Hormoontherapie (MHT)
Als er naast blaasontstekingen ook systemische overgangsklachten zijn zoals opvliegers, slecht slapen, depressiviteit, onrust en angst, migraine, vermoeidheid, spier -en gewrichtsklachten etc. kunnen soms ook systemische oestrogeen progesteron combinatie preparaten worden voorgeschreven gedurende enkele jaren.
Niet hormonale medicijnen
Soms worden niet hormonale medicijnen voorgeschreven, zoals bepaalde antidepressiva of gabapentine, pregabaline, die zowel gunstig effect kunnen hebben op de blaas als op de overgangsklachten.
Behandeling blaasontsteking door uroloog, gynaecoloog en bekkenfysiotherapeut
Hoewel de oestrogeen behandeling goed kan helpen om de balans in de slijmvliezen te herstellen, werkt het bij terugkerende blaasontstekingen alleen in combinatie met andere behandelingen voor blaasontsteking. Terugkerende blaasontstekingen kunnen het gevolg zijn van zowel urologische als gynaecologische afwijkingen. Vaak is er ook sprake van een probleem met de bekkenbodemspieren.
Daarom is het belangrijk dat vrouwen met terugkerende blaasontstekingen multidisciplinair worden onderzocht en behandeld door een goed op elkaar afgestemd team. Bij Andros Blaascentrum is er al jarenlang een intensieve samenwerking tussen de uroloog (casemanager), de gynaecoloog, de bekkenbodem fysiotherapeut, de gespecialiseerde verpleegkundigen en de diëtiste.