Is het normaal dat vrouwen minder zin in vrijen hebben na de overgang?
Is het normaal dat vrouwen minder zin in vrijen hebben na de overgang? Wat kun je daaraan doen? Deze vraag ontvingen we van een van onze lezers. Dr. Magda Armeanu gynaecoloog bij Andros Blaascentrum geeft antwoord op deze ‘Vraag van Gynos’.
De overgang is een lange periode tussen de 40-45 en 60-65 jaar, waarin veel lichamelijke, hormonale, emotionele en psychosociale veranderingen optreden. Uit wetenschappelijk onderzoek van o.a. Shifren in 2008 blijkt dat er een sterke toename is van seksuele klachten zowel tussen 45 en 64 jaar als boven de 65 jaar, laat na de menopauze. Klachten kunnen zijn: een verminderd zin in vrijen, uitblijvend orgasme of een combinatie van klachten. De mate waarin een vrouw daaronder lijdt en daardoor ongelukkig wordt is per persoon verschillend.
Hypoactive Sexual Desire Disorder (HSDD)
Minder zin in vrijen wordt in medische termen HSDD genoemd en kan een verminderd libido of een verminderde opwinding zijn of een combinatie van beiden. Vrouwen hebben dan meestal geen spontane zin in vrijen, ook niet voor de menopauze. Wij spreken over het circulaire model (Basson, 2001): vrouwen zijn receptief voor seksuele stimuli wanneer er emotionele intimiteit, veiligheid, warmte en gezelligheid is. Dan pas raken vrouwen lichamelijk en geestelijk opgewonden en krijgen zij zin in vrijen. Vervolgens treedt er een plezierige intieme beleving en is de cirkel compleet. Een fijne beleving en herinnering zal de volgende keer een snellere opwinding tot gevolg hebben. Tijdens de overgang kunnen diverse storende factoren optreden, die de opwinding en zin afremmen.
Het International Menopause Society (IMS) publiceerde in 2018 een wetenschappelijk artikel in het tijdschrift Climacteric om wereldwijd aandacht te vragen voor het seksueel welzijn van de vrouw in de overgang. Vrouwen praten niet gemakkelijk over overgangsklachten en al helemaal niet over hun seksualiteit. Daarom is het belangrijk dat er altijd naar het seksueel welbevinden wordt gevraagd tijdens een medisch consult.
Bio-pscyho-sociaal model
Wanneer wij spreken over de seksuele veranderingen bij vrouwen in de overgang, kijken wij zowel naar lichamelijke biologische factoren, als naar psychologische en relationele, cultureel bepaalde en sociale aspecten. Dit noemen wij een bio-psycho-sociaal model van de seksualiteit .
Biologische factoren
Er is altijd sprake van beginnende hormonale veranderingen rond de leeftijd van 40-45 jaar. Soms is er ook sprake van andere bijkomende lichamelijke ziekten, zoals suikerziekte, hoge bloeddruk, incontinentie, kanker, verzakking of blaasontstekingen. Veelal hebben deze bijkomende ziektes of de noodzakelijke behandelingen daarvan een negatieve remmende invloed op het seksleven. Dat kan komen door minder gevoeligheid voor seksuele prikkels, minder vaginale doorbloeding en/ of bijkomende hypertonie van de bekkenbodemspieren.
Er is vaak sprake van een snelle oestrogeen daling in de perimenopauze rond de 48-50 jaar, die meestal gepaard gaan met overslaande en soms hevige menstruaties en overgangsklachten. Na de laatste menstruatie, dus na de menopauze, is er een plotselinge hevige daling van oestrogeen, die vaak tot gevolg heeft dat er vaginale droogheid en pijn bij vrijen kan optreden. De meeste vrouwen worden minder vochtig tijdens seksuele opwinding. Daardoor kunnen klachten van vertraagde opwinding en een vertraagd of zwak orgasme optreden. Niet iedereen lijdt eronder. Veel vrouwen kunnen door een adequate stimulatie en het gebruik van een glijmiddel of een vagina bevochtiger voldoende opwinding en plezier beleven. Niet alle vrouwen die aan hevige opvliegers lijden hebben daarnaast ook last van vaginale droogheid, pijn bij vrijen of minder zin in vrijen. Vrouwen denken soms dat een tekort aan testosteron een oorzaak is van minder zin in vrijen. Dat is echter zelden het geval. Testosteron daalt bij vrouwen zeer langzaam postmenopauzaal. Intensief sporten bevordert de aanmaak van testosteron en kan de lichte daling tegengaan.
Psychologische factoren
De overgang wordt door vrouwen vaak gezien als een zwaard van Damocles: onomkeerbare lichamelijke verandering en beginnende veroudering, waar zij ongelukkig door worden. Het is een confrontatie met het einde van de fertiele levensfase en een veranderd lichaamsbeeld, vaak gepaard gaande met verlies van zelfvertrouwen en zelfrespect, depressie, angst of zelfs paniek. De toename van het gewicht, die normaal is in deze levensfase maakt de meeste vrouwen diep ongelukkig. Velen vermijden daardoor lichamelijk contact en krijgen minder zin in vrijen. Er ontstaat vaak een vicieuze cirkel: minder vaak vrijen, daardoor minder stimulatie en minder libido en verminderde opwinding tot gevolg.
Sociale en relationele factoren
Vaak spelen andere belangrijke factoren een rol: gezondheidsproblemen van de partner, het verlies van een partner door scheiding of overlijden, relatie problemen, gebrek aan intimiteit, gebrek aan tijd en ruimte om intiem te zijn. Ook wordt seksualiteit in de overgang in onze multiculturele maatschappij verschillend beleefd, afhankelijk van culturele achtergrond, opvoeding en normen en waarden.
Behandeling van seksuele problemen in de overgang
Het is duidelijk dat er voor iedere vrouw een individuele bio-psycho-sociale benadering van haar persoonlijke situatie nodig is, afgestemd op haar klachten en gezondheid, haar persoonlijkheid, culturele achtergrond en wensen. Een goed gesprek, het liefst samen met de partner, met uitleg over de normale veranderingen tijdens de overgang doet wonderen. Adviezen worden gegeven over extra stimulatie, extra rust en tijd, glijmiddel, etc.
Over het algemeen is er een belangrijke rol voor hormonale therapie wanneer er sprake is van overgangsklachten zoals opvliegers, slaapstoornissen, moeheid, depressiviteit, pijn bij vrijen, etc. (Clayton et al., 2018). Behandeling met oestrogeen hetzij lokaal hetzij systemisch geeft een betere lubricatie en doorbloeding van de vagina.
De meeste vrouwen kunnen hiervoor bij een gespecialiseerde gynaecoloog terecht, die zich extra verdiept in overgangsklachten en seksuologische problematiek. Soms is daarnaast ook verwijzing naar een bekkenfysiotherapeut, psycholoog, seksuoloog of een relatietherapeut nodig.
Door Dr. Magda Armeanu, gynaecoloog